Zelf laminaat leggen


  1. Regel voldoende laminaat
    Voor u begint is het prettig als u zeker weet dat u genoeg laminaat in huis hebt. Als u nieuw laminaat koopt, koopt u de oppervlakte van de ruimte, plus ten minste 10 procent. Dat calculeert u in als snijverlies. Gebruikt u tweedehands laminaat, dan kunt u beter een wat grotere marge aanhouden. De kans bestaat dan dat de randen beschadigd zijn, waardoor niet elke plank (helemaal) bruikbaar is. Laat het laminaat tenminste 48 uur (plat) in de ruimte leggen waar het gelegd wordt. Dan kan het goed op temperatuur komen.
  2. Leg de ondervloer
    Begin met het leggen van de ondervloer. Gebruikt u een ondervloer op rol, leg deze dan met de zilver- of goudkleurige zijde naar boven. Zorg ervoor dat het folie een beetje tegen de muren op komt te staan. Plak de naden af met aluminiumtape. Zorg ervoor dat de ondervloer helemaal dicht is, deze houdt namelijk optrekkend vocht tegen. Gebruikt u viltplaten als ondergrond, leg deze dan in halfsteensverband op de grond. Dit betekent dat ze steeds ongeveer de helft verspringen. Deze platen hoeven niet helemaal strak tegen elkaar aan te liggen, ze moeten namelijk nog een beetje uit kunnen zetten.
  3. Leg de eerste planken
    Begin in een hoek en werk van daaruit verder. Laminaat leg je nooit helemaal tegen de muur aan. Er moet wat ruimte over blijven zodat de vloer een klein beetje kan werken. Hierdoor kan ook voorkomen worden dat de vloer door een klein beetje vocht omhoog gaat springen. Om laminaat strak te leggen, maar toch afstand van de muren te houden, gebruikt u afstandshouders. Plaats deze tegen de muur en leg daarna de eerste plank. Houd het uitstekende deel naar u toe, tenzij anders vermeld in de instructies. De volgende plank kunt u nu op de eerste plank klikken. Houd deze in een hoek van ongeveer 45 graden en druk hem op de zijkant van de eerste plak. Zodra u *klik* hoort, zit hij vast. Ga zo door tot u bij het einde van de kamer bent.
  4. Snijd laminaat op maat
    De kans dat je precies uitkomt is niet zo heel groot; waarschijnlijk zult u een deel moeten afzagen. U kunt hiervoor een handzaag of een decoupeerzaag pakken, maar het is veel makkelijker om met een laminaatsnijder te werken. Draai de plank die u wilt zagen om, zodat het uitstekende deel naar de muur wijst. Druk hem zo tegen de zijkant en teken af waar de plank afgesneden moet worden. Plaats de plank in de laminaatsnijder en ‘knip’ de plank in één vloeiende beweging door. Draai de plank weer terug en klik hem vast.
  5. Plaats de tweede baan
    Als de eerste baan erin zit, begint het echte klikwerk. Plaats eerst het deel dat u van de laatst geplaatste plank overhield. Zo brengt u verband aan in de vloer en oogt deze minder saai. Let op: dit deel mag niet korter zijn dan 30 cm. Als deze wel korter is, knip dan een nieuwe plank doormidden en begin met de helft daarvan. Houd de te plaatsen plank in een hoek van 45 graden tegen de veer (het uitstekende deel) van de plank in de eerste baan. Beweeg de plank naar beneden om deze goed vast te zetten. Let weer op de klik. Leg de tweede plank op dezelfde manier, maar let er ook op dat u de kopse kanten van beide planken goed tegen elkaar drukt. Eventueel kunt u dit zachtjes aantikken met een hamer. Houd dan wel een stukje laminaat tussen de hamer en het te leggen laminaat, om te voorkomen dat u de plank beschadigt.
  6. Plaats de overige banen
    Als de eerste twee banen er goed in zitten, dan kunt u de rest op dezelfde manier plaatsen. Houd rekening met het verband in de vloer en zorg ervoor dat de kier tussen de muur en het laminaat niet té groot wordt; het is wel de bedoeling dat de plint die kieren uiteindelijk kan bedekken.
  7. Zaag lastige vormen uit
    De kans dat u alleen maar recht laminaat hoeft te leggen, is erg klein. In bijna elke ruimte bevinden zich wel wat lastige vormen. Met het juiste gereedschap zijn deze echter prima uit te zagen. Voor deurposten kunt u bijvoorbeeld een profielmal gebruiken. Zo’n mal bestaat uit allerlei pinnetjes die te bewegen zijn. Door de mal tegen de deurpost aan te drukken, nemen de pinnetjes de vorm van de post aan. Vervolgens kunt u de mal gebruiken om de vorm af te tekenen op het laminaat. Gebruik de decoupeerzaag om deze vorm uit te zagen. Voor leidingen die door de vloer heenlopen gebruikt u een speedboor. Voor waterleidingen is boortje 15 vaak genoeg, voor verwarmingsbuizen gebruikt u meestal 22. Boor een gat en zaag de plank vervolgens doormidden. U kunt de plank dan eenvoudig om de leiding heen leggen. Eventueel kunt u het gat nog afwerken met een speciale rozet.
  8. Plaats de laatste baan
    De laatste baan plaatsen vereist ook extra aandacht. Waarschijnlijk past hier niet een hele laminaatplank tussen en moet deze in de breedte doorgezaagd worden. Pak hiervoor de plank die u wilt plaatsen en leg deze precies op de laatste baan. Neem een ander stukje laminaat en twee afstandshouders en druk de plank – met afstandshouders ertussen – tegen de muur. Trek een lijn langs de tweede plank en snijd de onderste plank op die lijn af.
  9. Plaats de plinten
    Wanneer u laminaat aan het leggen bent, plaats dan ook direct de plinten. Zodra een ruimte in gebruik is, komt dat er meestal niet meer van en wordt het een terugkerende doorn in het oog. Plinten plaatsen is heel eenvoudig; meestal zijn ze voorzien van een plakstrip waarmee ze op de vloer te plakken zijn. Gebruik de laminaatsnijder of een speciale plintentang om de plinten op maat te knippen. Zet ze niet alleen met de plakstrip vast, maar ook met een paar koploze spijkertjes of wat lijm. Dan weet u zeker dat ze niet meer verplaatsen. In de hoeken laat u de plinten mooi op elkaar aansluiten door ze in een hoek van 45 graden af te knippen. Ze passen dan precies aan elkaar en zorgen voor een perfecte afwerking van uw nieuwe vloer.